Vlaamse Wonderjaren

Dit speelt nu bij Vlaamse Wonderjaren:

Tony Corsari (1926-2011)

Tony Corsari (1926-2011), de eerste echte duizendpoot in de Vlaamse showbizz, werd geboren op 12 november 1926. Zijn tv-carrière liep van 1955 tot 1964, zijn muzikale carrière van 1959 tot 1967, waarna hij zich volledig terugtrok uit het showleven.

Corsari was overdag ambtenaar bij de Commissie voor Openbare Onderstand (de voorloper van het OCMW) in Brussel, ’s avonds ontpopte hij zich tot entertainer in alle mogelijke zalen van het land. In zijn topjaar 1960 deed hij, naar eigen zeggen, 296 presentaties.

Op de toenmalige BRT was Corsari in de jaren ’50 en ’60 een populaire presentator van tal van shows zoals ‘100.000 of niets’, ‘Eén tegen allen’, ‘Ontdek de Ster’ en ‘De Muziekkampioen’. Hij groeide uit tot de eerste grote tv-vedette in Vlaanderen. Als zanger scoorde hij grote hits met ‘Waarom zijn de bananen krom?’ en ‘Het minirokje’. Hij overleed na een slepende ziekte op 2 september 2011.

Bij Vlaamse Wonderjaren hoor je volgende liedjes van Tony Corsari:

  • Ahmed Larbi Mustafah – 1966
  • De Balearen – 1965
  • De Begrafenis Van Ome Neel – 1959
  • De Cactus tango – 1967
  • De kuskesdans – 1964
  • De rare tango – 1958
  • Dolle Mina – 1967
  • Een reisje naar de maan – 1965
  • Het Minirokje – 1964
  • Hinke-Pinke-Dinke (Lily The Pink) – 1966
  • Ik ben verliefd op Zwarte Lola – 1963
  • Maar op zaterdagavond – 1965
  • Mag ik je bril eens lenen? – 1964
  • Mijn Tante Antoinette – 1966
  • O Alexander – 1965
  • Waarom Zijn De Bananen Krom? – 1959
  • Wat Een Liev’ling – 1964
  • Waag Je Kans – 1964
  • Wat Een Liev’ling – 1964
  • Wat moet ik doen – 1964
  • Zij ging naar omhoog – 1965

Je zou ook interesse kunnen hebben in...

« Ik denk dat ik overleefde omdat ik mijn optredens altijd goed verzorgde. Ik wilde mijn geld waard zijn. Ik was als de dood dat mensen zouden zeggen: Tura is zijn geld niet meer waard. Ik was me al heel vlug bewust van het belang van mijn optredens. Begin jaren zeventig trok ik een heel jaar elke zaterdag naar Parijs om daar zangles te volgen bij een operazanger. Dat is toch het minste wat je van een zanger mag verwachten: dat hij niet vals zingt, dat zijn toonzetting juist is. Okay, dat is misschien een talent, maar toch moet je nog in de leer. In Parijs leerde ik zingen vanuit de buik. Ik bedoel: de adem in de buik trekken. Ik wist niet dat dat kon. Ik heb het daar, in Parijs, moeten leren. Ik zong er geen Tura-liedjes, klanken moest ik zingen. Oe's en A' en O's. En toonladders. Ja, gelijk de kinderen in de muziekles dat moeten doen: wat de piano voorspeelt, nazingen. »Will Tura
Het Nieuwsblad - 24 oktober 1998